Ridderhofstad

Vanaf de zestiende eeuw wordt een aantal van de kastelen binnen het Sticht bestempeld als ridderhofstad. In oorsprong was dit een kwalificatie met een fiscale achtergrond. De term duikt voor het eerst op in 1512 toen de bisschop en de Staten van Utrecht afspraken maakten over de herinvoering van het ‘huisgeld’, een jaarlijkse belasting op elk huis. Daarbij werd tevens bepaald dat de huizen van de leden van de ridderschap van deze belasting zouden worden vrijgesteld.

De heffing van deze belasting in de jaren daarna verliep niet zonder problemen. Zo ontstond er discussie over de vraag welke huizen nu wel of niet de status van ridderhofstad genoten. In 1536 stelden de Staten van Utrecht vast aan welke criteria een ridderhofstad moest voldoen. In de eerste plaats moest de eigenaar behoren tot de ridderschap. In de tweede plaats moest het gaan om een huis met een riddermatig uiterlijk, dat wil zeggen: een versterkt huis met gracht en omhaalbrug. De aanwezigheid van een eigen boerderij binnen het gebouwencomplex van de ridderhofstad vormde een derde voorwaarde. Dit resulteerde in een lijst van 38 ridderhofsteden die in de jaren 1536-1539 verder werd aangevuld tot 59 erkende ridderhofsteden. Tot een finale lijst kwam het echter niet omdat de Staten uiteindelijk besloten om in plaats van het huisgeld een grondbelasting in te voeren. Overigens kwamen niet alle kastelen in het Sticht voor opname in de lijst in aanmerking. Zo ontbreken alle landsheerlijke kastelen evenals de versterkte huizen in de vrijheden van de steden Utrecht, Amersfoort, Wijk bij Duurstede en Rhenen, en in die delen van het Sticht die zich aan het gezag van de landsheer en de Staten onttrokken zoals de proosdij van Sint Jan, Hagestein, Ameide, Honswijk en stad en land van Montfoort.

Vanaf het einde van de zestiende eeuw werd het bezit van een ridderhofstad steeds belangrijker als voorwaarde om te worden toegelaten tot de ridderschap, die als stand een eigen vertegenwoordiging kende in de Staten van Utrecht. Dit maakte het bezit van een ridderhofstad zeer aantrekkelijk. Verschillende adellijke families kochten ridderhofsteden om zo toegang tot de ridderschap te krijgen voor hun zonen. Het werd steeds belangrijker om vast te stellen welke huizen nu werkelijk een ridderhofstad waren. Tussen 1608-1611 werd een nieuwe lijst opgesteld met maar liefst 110 huizen maar deze heeft nooit een officiële status gekregen. Omdat de riddermatigen hun gelederen liever gesloten hielden, probeerde men het aantal ridderhofsteden te beperken. Uiteindelijk bleef de lijst van 1536-1539 van kracht en hebben de Staten in de zeventiende eeuw slechts een beperkt aantal kastelen als ridderhofstad officieel erkend. Vanaf 1680 kwamen er geen nieuwe erkenningen meer bij en telde het Sticht in totaal 70 ridderhofsteden. (bron: het Utrechts Archief).

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *